EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
403
tine Representation du Retour du Prince d’Orange, ou
les Pêcheurs de Schevening, fait Historique en 2 actes,
orné de chants de M. M precede d’une ie représ. de la
reprise du Major Palma, ou un Trait du Grand Frederic,
Opéra en 3 actes de M. Pigault le Brun, Musique de Bruni.”
Onze residentie-bewoners hebben dit offer naar het
schijnt eveneens verzoenend opgenomen, en de fransche
voorstellingen werden dat jaar mede op de gewone
wijze gegeven, tot het volgende jaar eene geheele ver
andering in de operazaken plaats had.
Den ien Mei 1815 had de eerste voorstelling plaats
van den nieuwen franschen operatroep, gevormd door
Milord, die zich noemde „directeur breveté par sa
Majesté.” Hij bleef de instelling, die dan eens aangeduid
werd als „Spectacle francais” en dan weder als „Théatre
royal francais”, dirigeeren tot 1820. Waarschijnlijk heeft
hij reeds een Koninklijke subsidie genotenmaar al
moge het hem daardoor mogelijk geweest zijn, een goeden
troep te vormen, de gunst van het publiek heeft hij
minder genoten; ten minste als men op dit punt weder
een Engelsch of Schotsch reiziger mag gelooven, die in
Juli of Augustus 1817 hier eene fratische voorstelling
bijwoonde, en die het was Robert Stevenson uit
Edinburgh in zijn „Letters from Holland” het volgende
verklaarde: het stuk „was finely got up, and the actors
went through their several parts with much spirit and
eclat, though the house was but thinly attended.”
Eenigszins duister is hetgeen Stevenson hierop laat volgen
„Some disturbance was likely to have happened, owing to the
gentlemen of the orchestra having neglected to play Wilhelma,
the national air of Holland. The affray was at length overruled
and the band having disclaimed all intention in the omission,
the tune was struck up, while the audience stood uncovered”.
Had men toen wellicht de gewoonte aan het begin eener voor
stelling het Wilhelmus te spelen?