404 EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
Wel is waar bewijst éene slecht bezette voorstelling, en
dan nog midden in den zomer nu niet zoo bijzonder
veel, omtrent de geregelde opkomst van het publiek
over het geheele jaar, maar het feit dat Milord met
1 Mei 1820 door den koning als directeur werd ontslagen
geeft toch te denken.
In zijn plaats trad op als directeur Mourguet dit
Dangeville, zoowel hier als te Amsterdam, althans blijkens
oude engagementscontracten aanwezig in het Oud-archief
dezer gemeente werden artisten door hem geëngageerd
„pour le service des Theatres de la Haye et d'Amsterdam”.
Boven het contract met den aen orkestdirecteur N. Welsch
staat „Entreprise du Théatre Royal de la Haye et du
Theatre Francais d’Amsterdam”. Te hooge gages betaald
te hebben zal men dezen théater-directeur niet als fout
kunnen aanwrijven, waar men uit dit contract ziet, dat
Welsch als 2e Maitre de musique, ou premier au besoin,
aussi pour jouer au besoin le ie violon et le solo, diriger
les repetitions de l’ensemble des Choeurs”, zoowel in
Den Haag, te Rotterdam, Leiden als daar waar het
noodig mocht zijn, ontving f 500 per jaar. Het blijkt
hieruit tevens dat toen de troep ook al duchtig heeft
moeten reizen en trekken. Maar veel garen schijnt
Mourguet dit Dangeville er ook al niet mede gesponnen
te hebben, want in het voorjaar van 1823 nam Branchu
reeds zijne plaats in. En ook dezen schijnt het geluk
niet bijzonder toegelachen te hebben, want in 1825
werd hij weder vervangen door A. Colleuille en Michel
Leroux, die al evenmin goede zaken schijnen gemaakt
te hebben. Ze hadden zelfs het weder tegen zich, immers
Maandag 19 Februari 1826 moesten zij relache aan
kondigen „vu la rigueur de la saison”. Ook hun tijd
was spoedig voorbij, met einde April 1828 traden zij
als directeuren terug. En de staat van zaken schijnt nu