4-06 een en ander over den haagschen schouwburg.
deze kapel jaren lang een groeten naam gehad. Vooral het
hoornquartet werd geroemd. Mannen van Europeesche reputatie,
zooals de klarinettisten David Eduard de Groot en A. Faubel,
en de fluitist F. Botgorschek hebben er deel van uitgemaakt.
Nog twee oud-leden der in 1842 opgeheven Hofkapel zijn in
leven, de heeren L. Offermans en Meischke.
Tot nog toe was het aanvangsuur half zeven geweest.
rijders en akrobaten, zou dacht Joseph zeker wel
menschen trekken. Maar de Koninklijke Kapel liet zich
niet vangen. Lubeck plaatste den 27 Mei d. a. v. eene
andere advertentie uit naam van de leden der Kapel,
houdend: „dat de mededeeling, dat zij zouden mede
werken op het Concert ten voordeele van den Directeur
Joseph in den Schouwburg aangekondigd, buiten hun
medeweten geschied was”
Nog in dezelfde meimaand werden voorstellingen ge
geven door een Engelschen troep, die comedies en
vaudevilles opvoerdenmaar met de fransche voor
stellingen was het voorloopig gedaan.
Deze staat van zaken schijnt onzen vroeden vaderen
een aansporing te hebben gegeven om van hun zijde in
te grijpen. Den 22 Augustus 1829 althans zond burge
meester Copes van Cattenburch aan den heer Verwey
Mejan, een der Commissarissen van den Schouwburg,
een brief, houdende een ontwerp-overeenkomst betreffende
de overneming der Schouwburg-concessie door de Ge
meente. Den 4 November d. a. v. werd besloten de
concessie over te doen, en reeds den 12 Februari 1830
kon burgemeester Copes van Cattenburch berichten dat
een voorloopige schikking was getroffen met den heer
Langle van Brussel voor het geven van Fransche tooneel-
vertooningen met Mei d a. v., en Zaterdag 8 Mei 1830
om 7 uren had de opening van het Theatre Francais
plaats: opgevoerd werd „La dame blanche”.