de Koninklijke
410 EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
na het eindigen van den proeftijd een geldelijk inkomen
van 8 tot 25 ’s maands.
Opgevoerd werden in 1832 Guillaume Teil, in 1833
Robert et Diable, in 1834 Gustave ou le bal masqué.
Veel werk werd gemaakt van de decoratiën. In een brief
aan zijn zoon schrijft de reeds meer aangehaalde heer
D. Delprat, dd. 3 Januari 1834: „La Princesse d'Orange
a promis aux dames de La Haye un hiver gai
On prépare de superbes décorations pour Gustave-, le
theatre devra représenter un bal masqué a l’Opéra de
Stockholm”.
Niettegenstaande de mooie subsidies verklaarde in
1834 de Directeur Nourrit zich bezwaard met de hem
opgedragen taak, hij vroeg ontbinding van zijn contract.
Het schijnt dat de man wel degelijk grond had voor
zijn verzoek, want Burgemeester en Wethouders maakten
het volgend project van schikking. Als Chollet als eerste
tenor en mad. Prévost als eerste chanteuse werden ge
ëngageerd, zou Nourrit 10 pet. meer van de plaatsen
mogen vorderen en ook over de woensdagavonden als
er geen concerten plaats vonden, mogen beschikken voor
het geven van Fransche Voorstellingen. Ook zou hij
eenige bals masqué’s bij inteekening mogen geven en
ontheffing krijgen van zijne retributién aan decoraties
voor Tell, Robert en Gustave, voor iedere opera f 300
bedragende.
Maar Nourrit was ook hiermede niet langer te houden.
Toen in 1835 de tijd van zijn contract om was, lag hij
de bijl er bij neer en werd vervangen door Duvernoi,
die reeds in het eerste jaar van zijn optreden als zoo
danig het twijfelachtig genoegen mocht smaken een brief
met klachten te ontvangen van Mr. Verwey Mejan, die
hem zelfs dreigde met het terugtrekken van
subsidie.