EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
4II
Dit laatste schijnt geholpen te hebben, want na dien
tijd vindt men geen klachten meer. Daarentegen kreeg men
zelfs den i3en Februari 1840 Beethoven’s Fidelia in het
Fransch. Maar toch schijnt het ook dezen directeur niet
te zijn medegeloopen, althans hij vroeg geen vernieuwing
van zijn contract. Zijn opvolger Miro begon met in zijn
prospectus voor 1840—1841 te verklaren dat, waar zijn
voorgangers sedert eenige jaren het te kort trachten te
dekken door verhooging van den abonnementsprijs, hij nu
maar dadelijk zou beginnen met ook de gewone prijzen
te verhoogen, want de artisten die gezien waren bij het
publiek eischten hoogere gages. Hij bood voor dit seizoen
de opvoering aan van Robert le Diable en Les Martyrs,
en stelde tevens de toegangsprijzen aldus: ie rang
2.90, amphitheatre 2e r. 2.45,2e rang/2 10, parterre
en amphitheatre 3e rang 1.40 en 3e rang 060. In
September 1840 gaf hij een zeer goeden Italiaanschen
troep de gelegenheid om met het koor der Fransche
Opera Norma, Lucie en Gemma di Verg)’ op te voeren.
Maar in Januari 1841 was er relache de heer Miro
was met de Noorderzon verdwenen. En dat nog al nadat
de „Kunstkroniek” kort te voren den volgenden noodkreet
had geuit„De directeur Miro ontziet geen opofferingen
om den bloei van den Franschen Schouwburg te bevor
deren. Wij hopen dat in het hagchelijke tijdstip, waarin
men zoo vele Fransche Schouwburgen ziet sluiten of
kwijnen, onze verdienstelijke Directeur in zijne onder
neming, de vereischte ondersteuning en de noodige aan
moediging, zoo van wege de regeering als van het publiek
moge ondervinden, ten einde op den duur de groote
kosten te kunnen bestrijden, die tot de instandhouding
van den bloei der Schouwburg onvermijdelijk nood
zakelijk zijn, en men alzoo niet zal kunnen zeggen, dat
in Holland, een Directeur van den Koninklijken Schouw-