Dit muzikaal tijdschrift sterk onder Duitschen invloed, was over het algemeen zeer pessimistisch gestemd ten opzichte van de Fransche Opéra. 412 EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG. burg zich door zijne zucht om de regtmatige eischen van een kundig publiek te willen bevredigen, zijn verderf heeft berokkend." Toch heeft Miro zijn verderf niet kunnen ontgaan. Het was dus zeker wel een slechte tijd voor opera- directeuren. Eenigszins begrijpelijk wordt hierdoor het besluit van Koning Willem II om in 1841 den Schouwburg over te nemen en dien voor zijne rekening te doen exploiteeren. De Koning benoemde eene Koninklijke Commissie tot beheer en bestuur van den Schouwburg, bestaande uit de heeren Sloet, Sirtema van Grovestins en Tindal. Maar nog datzelfde jaar werd deze Commissie ontbonden en tot Intendant over de Koninklijke Schouw burgen benoemd Bn. Sirtema van Grovestins. In 1842 werd de Koninklijke Hofkapel ontbonden en uit de oude leden het opera-orkest samengesteld. De opera-troep zonder orkest, kostte den koning in éen jaar men speelde het geheele jaar door f 103207,89. Er waren maanden dat f 20.000 a f 30.000 moesten worden bijgepast. Het is voorgekomen dat een fort-tenor, een man van reputatie, geëngageerd zijnde het publiek niet beviel, zoodat een andere fort-tenor werd geënga geerd, met dit gevolg dat in dat jaar twee fort-tenors moesten worden betaald, van wie de een dienst deed en de andere eenvoudigweg liep te wandelen. Maar kostte de troep geld, er waren prachtige artisten, zooals de bas Aubin, de tenor-léger Pujet, de forte-chanteuse Miracamoin, de chanteuse-légère Damoreau-Cinti en de dugazon Didot enz. Geen wonder dan ook dat in „Caecilia”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 438