EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG.
413
opera’s van
in 1850 L’esclave du Camoëns
de Monsieur le Prince.
Zijne Majesteit woonde vrij geregeld de operavoor
stellingen bij, die hem intusschen ook zonder groote-
operatroep vrij duur kwamen te staan, want voor
éen seizoen bedroegen de kosten van de opéra-comique
enz. volgens Marcel-Briol ƒ120,479. Wellicht is het
dan ook hieraan toe te schrijven dat in de bladen op
1 Februari 1852 het volgende bericht voorkwam:
De Commissarissen des Konings bij de beide Schouw-
geconstateerd kon worden dat de opera gedurende het
seizoen 1843/44 vrij druk bezocht werd.
Na den dood van koning Willem II wérd de bestaande
toestand voorloopig bestendigd, echter met dien
stande dat het beheer van
Willem III werd opgedragen
de heeren J. iV. Holtrop -)
ver-
den Schouwburg door Koning
aan twee Commissarissen
en G. Falck. De groote-
operatroep werd in 1851 wegens de hooge kosten ont
bonden, daarentegen werd aan de opéra-comique de
grootste zorg gewijd, en deze beleefde toen in 1851/1852
wel haar hoogsten bloeitijd en behaalde vooral met op
voeringen als die van Le toreador, La pie voleuse, Les
porcherons, Fra Diavolo, Le domino noir, Les diamants
de la couronne, Le songe d’unenuit «/Ffc'ware triornphen 3).
Ook werden in deze jaren met succes opgevoerd twee
den hofpianist van Z. M., C. van der Does,
en in 1851 La trompette
In het jaar 1843 was er sprake van het samenstellen van
een Hollandschen operatroep; men noemde daarbij de namen
van Verhuist (directeur), Vrugt en Tuijn (tenoren) en de dames
Fink, Löhr en Janssens.
s) Bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek.
3) Vreemd mag het daarom genoemd worden, dat het publiek
zoo weinig belangstelling toonde, dat voortdurend des Maandags
Relache gegeven werd.