Onder al de tegenspoeden die verschillende directeuren
ondervonden is het waarlijk nog te verwonderen, dat
men zulke goede artisten aan onze opera verbonden heeft
gezien. Ik noem slechts de namen van de tenors Jourdan,
Genevois, Lhérie, Caubet, Roussel, Vitaux, de baritons
Horeb en de Fries, de bassen Barberat, Courtois, Diep-
dalle, en van de dames Jennetier, Mèzeray, Heilbron, Fel.
Arnaud, Etntlie Ambre, de Rasse enz.
Vooral mag herinnerd worden aan het seizoen 1870/71
onder Jahn en Faubel, toen we hier een voortreftelijken
troep hadden, wat te danken was aan den Fransch-Duit-
schen Oorlog. De tenor Sylva en de bariton Lasalle,
beiden later verbonden aan de groote opera te Parijs,
de laatste thans nog professen aan het Parijsche conser
vatoire, brachten hun directeuren volle zalen. Op 20 Mei
1871 werd met hun medewerking Lohengrin voor het
eerst hier in het Fransch opgevoerd, dus al heel spoedig
nadat wij hier de allereerste opvoering hadden, maar
van de Rotterdamsche Duitsche opera onder de directie
van Saar, die hier te beginnen met het najaar van 1869
regelmatig op woensdagavonden eenige voorstellingen in
den Schouwburg kwam geven. Die Duitsche voorstellingen
hebben er ook niet toe medegewerkt om de exploitatie
van de Fransche opera in het voordeel der directeuren
te doen uitloopen, want die voorstellingen, later in het
gebouw van Kunsten en Wetenschappen gegeven, hebben
heel wat publiek aan de Fransche opera ontrouw doen
worden, gelijk later die van de Nederlandsche opera, en
ook een paar jaren in 1897 en 1898, die van een
Italiaanschen operatroep.
Een tijd lang heeft ook de Fransche opera te concurreeren
gehad met twee Nederlandsche opera-ondernemingen,
waarvan de eene zelfs hare voorstellingen gaf in haar
eigen gebouw, den Schouwburg.
EEN EN ANDER OVER DEN HAAGSCHEN SCHOUWBURG. 421