’s-GRAVENHAGE GEDURENDE DE I9DE EEUW. 37 ouds bekend dat twee derden van de oude werd er eigenlijk een jong meisje mede bedoeld, doch men kan ze ook gerust op ons Haagje toepassen, want van Constantijn Huygens af tot Prinses Ratazzi-Bonaparte toe hebben honderden en nogmaals honderden bijna een stemmig den lof verkondigd van het „dorp der dorpen”. Nog steeds is die goede roep ten volle verdiend, geen andere stad voegt zich zoo uitnemend om zoowel’s zomers als ’s winters tot aangenaam verblijf te strekken, en ongetwijfeld is het alleen aan zucht tot navolging, aan de mode te danken dat men hier in fraaie, lachende wijken een groot deel van het jaar verlaten huizen ziet, waarvan de blijkbaar wispelturige bewoners zich elders gaan be helpen en schijnen te vergeten hoe statig het Bosch, hoe liefelijk de Scheveningsche boschjes, hoe frisch en ver sterkend de zeelucht, hoe afwisselend de schoone omstreken van het vorstelijk ’s-Gravenhage zijn. Er zijn intusschen ook donkere stippen, want doordien dit gedeelte van Holland tusschen beschermende Maas dijken en natuurlijke duinreeksen, verstoken is van een geregelde doorstrooming van versch water, moet daarin voorzien worden door kunstmiddelen en die zijn voorshands nog vrij gebrekkig; doch verbetering is zeer goed aan te brengen als er slechts onderling overleg gepleegd wordt, en dat zal wel komen, immers de overdreven voorstelling dat den Haag zou liggen in een zak zoo diep dat men van den Maasdijk over onze torens zou heenkijken zelfs door sommige beschaafde lieden als leer verkondigd is natuurlijk verbazend onjuist en wordt gelogenstraft door het voor ieder waar te nemen feit dat bij eb het Ververschingskanaal zonder eenige kunstmatige hulp zijn inhoud in zee kan afvoeren, als wij slechts ongehinderd dagelijks de sluisdeuren konden of beter gezegd mochten opzetten. ’t Is van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 48