38
’s-GRAVENHAGE GEDURENDE DE I9DE EEUW.
stad op veengrond liggen; de Veenpolder, de Noord-
polder, de Zusterpolder en het Kleine Veentje omgorden
de stad van het Oosten en Zuiden tot in het Westen;
noordelijker komen de duingronden te voorschijn, dit kan
bijvoorbeeld ieder wandelaar opmerken in het groote
bosch waarvan het heuvelachtige noordwestelijke strook
tamelijk hoog gelegen is vergeleken met de veenachtige
streken langs het Bezuidenhout. Wandelen wij voorts
de stad in, dan moet het ons treffen de oudste bewoners
ook hooge en droge plekjes uitkozen, niet alleen leeren
ons dit de namen Hooge Nieuwstraat tegenover de later
gebouwde Lage Nieuwstraat, Hoog Westeinde eerst
veel later verlengd met het Laag Westeinde, maar nog
duidelijker zien wij dit aan de hellingen van de Park
straat, het Vos in ’t tuintje enz. Bijna onmerkbaar klimt
de Scheveningsche weg van het (voormalig) tolhek tot
bij het Hotel de Promenade ruim 3*/2 meter om dan tot
bij de Keizerstraat weder 2 meter te dalen terwijl de
duinreeks daar slechts 10 meter hoog rees, hetgeen ruim
voldoende was om de hoogste vloeden te keeren, vóór
dat men door afgraving het gevaar in de hand werkte.
Intusschen is dit met zoo dreigend of wij kunnen in de
in de stad rustig gaan slapen.
De vreemde bezoeker behoeft bij eenig overleg vol
strekt niet te dwalen; bijna rechtuit loopt de weg van
het Hollandsche station tot Scheveningen door, en deze
route wordt gekruist door een bijna nog rechter reeks
straten van Bezuidenhout (Staatsspoor) naar de Groote
markt om langs Prinsegracht de westgrens te bereiken
door deze hoofdwegen wordt de oude stad in vier deelen
gescheiden die wij nu vluchtig zullen doorwandelen met
de aan elk dier kwartieren grenzende voorsteden. Zij
zijn vooral binnen de singelgrachten van zeer verschillend
gehalte, zóó zelfs dat men zich in de zuidelijke helft in