5+
’S-GRAVENHAGE GEDURENDE DE I9DE EEUW.
les die genoemde schrijver ons geeft, door van niet ge
meubelde huizen te spreken, mogen wij niet over het
hoofd zien, vooral omdat wij dagelijks kunnen opmerken
die uiterlijke beschaving ook reeds erg lijdt onder de
tegenwoordige omstandigheden en begrippeneen voor
dames of hoogbejaarden uitwijkende beladen of onbeladen
werkman is een witte raaf en tien tegen een dat een
jongen die op zijn werkwinkel „patroon” zegt, ons op straat
vraagt „baas, hoe laat is het?”
Deze achteruitgang in schijnbare beschaving kan iedereen
opmerken die de opgeschoten jeugd op straat ziet optreden
jegens het vrouwelijk geslacht, vooral van hunne eigene
kaste, dikwerf in ruwheid, in gemeenheid, in liederlijk
heid ontaardend, terwijl die jongedames ook niet op haar
mondjes zijn gevallen. Dus opgepastallen die iets
kunnen bijbrengen tot de opvoeding en leiding van „jong
den Haag”, anders loopt zelfs het verguldsel gevaar.
Over het algemeen genomen is de Hagenaar een
goedmoedig wezen, hij kan met iedereen omgaan, is
gelukkig als hij met een militair wandelt geen burger-
huwelijk wordt gesloten zonder zulk een onmisbaar
voorwerp in een der vigilantes, voorts kan hij zich
bukken en buigen en is daardoor zeer geschikt voor
ambtenaar aan een departement, waar de aanvangers die
kunsten wel dienen te beoefenen, want hunne hooger
geplaatsten gekscheren er niet mede al zijn ze overigens
humaan genoeg, ’t Is jammer, maar wij gelooven werkelijk
dat er iets waar is van de dikwerf aangeheven klachten,
dat het verblijf achter die groene deuren voor jong noch
oud tot ontwikkeling van een hoogdragend karakter strekt,
hetgeen niet aan de personen maar veeleer aan den aard
der betrekking te wijten is. x) Het neemt ook niet weg dat
x) Deze eigenaardige beschouwing blijft nt. geheel voor
rekening van den schrijver. Red.