’S-GRAVENHAGE GEDURENDE DE I9DE EEUW. 55 de minderen wel degelijk hun gewicht bevroeden, daartoe heeft men slechts het kennersoog te slaan op de vrij postigheid van vele boden, terwijl men zich ook kan amuseeren met het „quand a moi” der klerkjes, wanneer zij lid zijn van de Witte en onderelkander beraadslagen of het wel voegzaam is in hun gezelschap een koopman of ontwikkeld boekhandelaar toe te laten. Gelukkig dat hier de gevoeligheid over eene zoo on beredeneerde afwijzing zich niet uit in duels gelijk in ’t buitenland misschien het geval zou wezen. Onze natie schijnt in die richting niet zeer strijdlustig en achtte reeds een eeuw geleden het tweegevecht strafbaar, daar toenmaals het Hof van Holland twee zulke heethoofden strafte met de betaling der proceskosten en een verbanning uit den lande voor den tijd van zes jaren. Daar de bron van welvaart der residentie hoofdzakelijk voortvloeit uit de beambtenwereld, uit het flinke garnizoen, uit de toestrooming van renteniers en gepensionneerden, eindelijk uit het ’s zomers vooral drukke vreemdelingen- bezoek, zoo oefenen handelen nijverheid hier minder invloed uit dan wel elders; krachtiger treedt de winkelstand op, gesteund door hotelhouders, restaurateurs en koffiehuis houders, die werkelijk vrij wat te zeggen hebben, gelijk bij verkiezingen te bespeuren is. Overigens is voor het oogenblik de industrie hier belangrijker dan de eigenlijke handel, die nog uitziet naar het gereedkomen der havens. Van de dames willen wij alleen zeggen dat er waar schijnlijk geen stad te vinden is die in verhouding meer lieve figuurtjes en mooie kopjes oplevert dan ons Haagje, waaraan het vele wandelen in bosch en aan strand zeker veel schuld heeft; bijna nergens genieten de kinderen van de prilste jeugd af, hetzij rijk of arm, meer van de buitenlucht dan in deze daarvoor zoo geschikte stad. Voorts leven er veel aardige blauwkousjes, vriendelijke

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1904 | | pagina 67