78
DE PROTESTANTSCHE GEMEENTEN, ENZ.
van
trouwe volgers waren vele. In de eerste jaren keerde hij
zich in polemische preeken vooral tegen de roomsche
kerk; er was iets lawaaiigs in zijn optreden. Hij kondigde
bv. in de dagbladen aan dat hij in een Woensdagavond-
beurt een preek van Pater Frentrop beantwoorden zou;
natuurlijk was de groote kerk dien Woensdagavond
stampvol, wat anders wel eens niet het geval was. Maar
langzamerhand was Zaalberg naar de „moderne” richting
overgegaan. In het eerst kwam dit niet zoo uit. Hij was
„voorzichtig”; hij verbergde op bepaalde punten zijne
overtuiging; doch op den duur kwam hij er voor uit;
en toenschrikten vele zijner hoorders. Eens op een
middag in de Groote Kerk had hij het bestaan van den duivel
ontkend, tot groote verontwaardiging van een burger
juffrouw, die, tehuis komende, met nadruk verzekerde
„mijn duivel zal hij mij niet ontnemen”. Maar hij ontnam
veel meer. Op ruwe wijze bestreed hij het oude geloof,
en gaf zelf noch door zijn woord, noch door zijn voor
beeld iets beters. In de gemeente, op zijn huisbezoek
ondermijnde hij het vertrouwen in zijne collega’s, en groot
was de droefheid o. a. van den waardigen Huydecoper,
toen hij in de gemeente van sommigen zijner vroegere leer
lingen en vrienden moest hooren„neen dominé, u
gelooft zelf niet wat u preekt; Ds. Zaalberg heeft ons
de oogen geopend.”
De „dagen van Zaalberg waren in deze gemeente
dagen van rumoer en verbittering. Maar heel lang duurden
zij niet. Er kwamen persoonlijke omstandigheden bij,
waardoor „de aanhang van Zaalberg” wel wat verliep;
en de moderne beweging in de Ned. Herv. Kerk nam niet
toe. Ds. Zaalberg, nam in 1876 ontslag, en werd beroepen
als predikant te Paramaribo. In 1885 overleed hij op reis
naar het vaderland. Zijn eenige geestverwant onder de
haagsche predikanten, Ds. W. Hoevers, had een zeer