89
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
loozen van details, wil die nieuwe richting angstvallig
elk plooitje en trekje, elk haaltje en beweginkje aangeven.
Zijn het portretten of menschbeelden die zij schildert
of teekent, dan wordt de facie porseleinig fijn, en zóó dun en
keurig gepenseeld, dat zij oude miniaturen, conterfeitsels
van Memlinck en Holbein in herinnering brengen.
In dien geest zien wij nu portretten van Jan Toorop,
van H. J. Haverman en van P. de Josselin de Jong.
Ofschoon geen Hagenaars van geboorte, woont dit drietal
sinds eenige jaren in den Haag, of heeft het er althans
geruimen tijd gewoond. Zoowel Pulchri Studio als Kunst
kring telt hen onder hunne werkende leden, maar toch
behooren zij door hunne zeer moderne opvatting meer
in het jeugdige kunstgenootschap thuis.
Toorop’s symbolische compositiën, die in den kunst
kring herhaaldelijk te aanschouwen zijn, blijven voor velen
onoplosbare raadselen. Men mag verlangen, dat een beel
dend kunstwerk zoo klaar en duidelijk van inhoud zij, dat de
bedoeling van den kunstenaar zonder eenige toelichting te
vatten is. Zoodra het zonder uitvoerige omschrijving een
raadsel blijft, mist het zijn doel. Toorop’s met potlood of
krijt geteekende portretten echter bieden heerlijke proeven
van zijne grondige kennis en studie van het menschbeeld.
Ook de stippelmanier, de poging om, door de kleuren
bijna onvermengd op het doek of paneel te doppen,
grooter lichtwerking en schittering te bereiken, wordt
door enkele Hagenaars, Toorop bovenal, beoefend. Deze
nieuwe manier is uit Frankrijk tot ons gekomen, en
ofschoon in eene zeer enkele natuurvertolking de toepassing
er van verrassend is, zijn de meeste producten dezer
nieuwe leer eene parodie op de goddelijke natuur. Als
de realiteit zulk een fel en schreeuwend hansworstenpak
droeg, zou men haar den rug toewenden.
De portretten van Haverman en De Josselin de Jong,