95 uur, DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW. ’t eind van de 19e eeuw bestonden er toen natuurlijk in den Haag geen mindere standen meer, dan alleen ver gelijkenderwijs bij de allerhoogste. Is het wonder dat de inwoners van een stad, waar zulk een ideaal-toestand heerscht, als om strijd conservatief en tevreden zijn. Maar deze tevredenheid en bewondering voor de goede stad vindt hare incarnatie in den gepensionneerde, die den tijd heeft om alle heerlijkheden die de residentie aanbiedt op zijn dooie gemak in zich op te nemen. Waar alles in den loop der eeuw door verschillende toestanden en invloeden gewijzigd en veranderd is, bleef hij dezelfde. De mode heeft alleen zijn hoed en zijn jas gewijzigd en zijn pantalon; zijn hersens en zijn hart zijn onveranderd gebleven en zijn beenen zijn in die eeuw niet voor- of achteruitgegaan want zij hebben in hetzelfde kringetje rondgeloopen. In den kalmen, regelmatigen stap van den gepension neerde, in zijn blijmoedig-rustigen, zelfvoldanen blik ligt de geheele loop van zaken in de residentie opgesloten. Het gaat wel, ook zonder overhaasting; ’t komt alles op zijn pootjes terecht, en morgen komt er weer een dag. Uit den aard der zaak is zijn leeftijd meer boven dan onder de vijftig. Als het weer en de omstandigheden het eenigszins toelaten, komt hij gewoonlijk tegen 10 uur, na een rustig ontbijt, zijn woning uit. Na een nauwkeurig onderzoek van de weersgesteldheid, dat on veranderlijk tot het resultaat leidt dat een paraplu onmisbaar is, wandelt hij kalm over het trottoir, nog steeds verdiept in globale berekeningen over de meerdere of mindere standvastigheid van het weer. Dit belet echter niet dat hij steeds een open oog behoudt voor de schoonheden der residentie en voor de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 106