DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I'9E EEUW. 103 van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken de hoofddeur van het sombere gebouw opentrok voor den Heer Matthijs Terhoorn, sedert een kwart eeuw als ambtenaar bij dat Departement werkzaam. Morgen meneer! Warm dagje! Zeg dat wel, portier, zeg dat wel, en de heer Terhoorn stapte sloffend den gang door en opende na eenige donkere, nauwe trapjes en portaaltjes overgeloopen te zijn eene kamerdeur, waar een wit geschilderd bordje in zwartgeverfde letters no. 11 te zien gaf. Zwijgend ontdeed de heer Terhoorn zich van zijn zwart lusteren zomerjasje, schoot een roodvalen, laken rok met zeer korte panden aan, nam een grooten sleutel ring uit een der binnenzakken en ontsloot een schrijfloket. Ratelend week de lange schuif ter zijde als bracht zij den rijksambtenaar haar morgengroet en een groote, verroeste sleutel viel hem bijna in de hand. Hoofdschuddend mompelde de heer Terhoorn: Die werksters zijn weer wat haastig geweest, anders kon het niet gebeuren het loket is weer verschoven, anders kon de sleutel niet van het plankje vallen De verroeste sleutel was onderwijl in twee sloten gestoken en had twee lange laden onder aan den lessenaar geopend. Beiden werden wijd uitgetrokken. Alsnu verschenen in langzame volgorde op de schrijf tafel een doosje stalen pennen, een stuk gomelastiek, een blauw en een zwart potlood, een radeermes in lederen schede, een passer, een doosje ouwels en een cachet, een vouwbeen met tallooze inktsterren bedekt, een schaar van ongewoon groote afmeting, zes pennehouders van dunne en dikke steeltjes voorzien, een wit porceleinen aschbakje en een vierkanten, looden tabakspot. Dat was de inhoud der rechterlade. Die van de linker kwam nu aan de beurt. Behoedzaam

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 114