DE HAAGSCHE TYPEN IN DE 19® EEUW. I06 Haagsche Hopjes. Haarlem. Erven F. Bohn. 1883. biz. 22. schennis vond toen een Minister een rapport aan den Koning teekende met de pen van een klerk. Het bestaan van dat ras, dat zich voedde met letters en cijfers en wier uitspanningslectuur bestond in het Staatsblad, is besloten met een groote en waardige figuur, zij ’t dan geen ambtenaar, dan toch een die aan de ambtenaarswereld na was verwant en die onder de Haagsche typen een voorname plaats zal blijven innemen met den man die door zijn vermaard geworden uitspraak dat kunst geen regeeringszaak is, zichzelf en een gansche categorie van landsdienaren uit een afgesloten tijdperk in die enkele woorden kernachtiger typeerde dan eenig nazaat het ooit zal kunnen doen. Dit is niemand minder dan de historisch geworden Minister Thorbecke, van wien een zijner felste tegen standers eenmaal zou verklaren, dat hij „sedert onzen eersten Koning de regeerstaf ontviel, zijn opvolger is geweest door genie en veerkracht.” x) De man die bij alle Hagenaars van zijn tijd, althans van aanzien is bekend geweest, en die bij den opper- vlakkigen beschouwer die hem in zijn intellectueelen arbeid niet kon volgen, den indruk heeft achtergelaten van een magere, dorre figuur met harde, koude gelaats trekken en wiens mond scheen gevormd om het woord „plicht” meedoogenloos, onder alle omstandigheden des levens, zonder eenige verandering van intonatie, met koele, onwrikbare stem uit te spreken. Thorbecke, van wien Piet Vluchtig zegt: „de lastige Minister. Lastig misschien, onwrikbaar van wil zeker, onplooi baar zelfs, waar plooien plicht kon heeten, professoraal in zijne aanmerkingen, stroef in den omgang, hooghartig

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 117