DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW. IO7 Evenals de ambtenaar heeft de Haagsche officier een merkwaardige gedaante- en karakterwisseling ondergaan in den loop van de negentiende eeuw. Wie des avonds in de straten der residentie wandelend of een koffiehuis bezoekend daar de heeren in een gewoon politiek pakje aantreft, zal moeite hebben in hen de nazaten te herkennen van de grenadiers en dragonders van het begin dezer eeuw die hun door beschrijvingen en afbeeldingen bekend zijn als een op zich-zelf staand menschenras, zich kenmerkend door een barsch uiterlijk, met enorme snorrebaarden en een gerinkinkel van sabel en sporen bij iederen zwaren voetstap. Ook hij heeft aan den sterk nivelleerenden invloed van het laatste gedeelte dezer eeuw geen weerstand kunnen bieden, en heeft afstand moeten doen van zijn meest kenmerkende eigenschappen. Toch heeft hij zich nog sterker gehandhaafd in zijn in zijne oordeelvellingen, indrukwekkend zoowel om zijne door vriend en vijand erkende talenten, als zijne tallooze eigenaardigheden, die der historische anecdote stof te over leveren, meer gevreesd dan geliefd, meer bewonderd dan vereerd, hevig verguisd en ook onmatig bewierookt, maar toch altijd een „dienstdoender”, van zijn krachtige jonkheid af tot in zijn kloeke grijsheid toe, zelfs tot op zijn laatsten levensdag een „dienstdoender” in en ten behoeve van den Nederlandschen Staat, welks geschiedenis gedurende een dertigjarig tijdperk door hem werd voor bereid en gevormd.” Waar deze groote staatsmansfiguur als speciaal Haagsch type wordt vermeld, mag zeker ook niet ontbreken de figuur van Minister Heemskerk met zijn kleine, strompelende pasjes, zooals hij des ochtends naar het „Torentje” gaande bij jonge en oude Hagenaars bekend was.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 118