io8
DE HAAGSCHE TYPEN IN DE T9E EEUW.
snor en
nam hem dan op
genoeg met zijn
Stirum van zijn
historische eigendommelijkheid dan dit aan de meeste
Haagsche maatschappij-rassen is mogen gelukken.
Moge hij zich, oppervlakkig beschouwd, in het parti
culiere leven, in zijn politiekje, door niets van een
gewoon burger meer onderscheiden, tien tegen één dat
men bij eenige scherpe observatie den gepensionneerden
majoor of kolonel onder den zwarten jas herkent, ook
zelfs dan wanneer dit kleedingstuk, bij zeldzaam voor
komende gelegenheid, niet versierd is met een lintje.
Een stramme, militaire houding, een stijf afgeknipte,
grijze snor en een bijzondere voorliefde voor zeemleeren
handschoenen en ietwat korte pantalons zijn, om maar
een greep te doen, zoovele kenteekenen waaraan men
den oud-officier tusschen zijn mede-burgers kan uitpikken.
Denkende aan deze veteranen, herrinner ik mij als
een der mooiste typen daarvan de waardige figuur van
Generaal van Limburg Stirum, met het grijze hoofd en
het houten been dat hij in ruil gekregen had voor het
lichaamsdeel dat hem in 1834 bij de verdediging van
den Citadel van Antwerpen was afgeschoten.
Hij woonde de laatste jaren van zijn leven op het
bovenhuis naast de Kloosterkerk in 't Voorhout en ’t was
een genoegen om de krasse oude heer ’s morgens te
zien kuieren in ’t Voorhout, zijn tuin.
’t Was een kranig vertegenwoordiger van den krijgsmans
stand met zijn grijzen kop, waar het blozende, volle
gezicht zoo expressief instond.
Bovenal, in mijn bewondering voor mannelijke kracht,
die figuur wanneer hij ging zwemmen in de
genoot ik van
Noordzee.
Een stoere Scheveningsche badman
de schouders en wanneer deze ver
zware last in zee was, sprong van
schouders, geholpen door een zetje van des badmans