DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
I IO
die ik voornemens ben hierna de revue te laten passeeren,
ongetwijfeld meermalen hebben gezien, bewonderd, uit-
gelagchen of beklaagd. Doch ook voor hen, die den Haag
niet zoo van nabij kennen moeten de volgende excen
triciteiten wel eenige aantrekkelijkheid hebben.
Er zijn verschillende soorten van typen, nl. van
gierigaards en woekeraars, straatpredikers en straat-
dichters, grappige en kwade dronkaards, portretten van
ongelukkigen van allerlei soort.
Een proefjen van elke categorie zij U voldoende. Ik
begin
De gierigaard Een lang, mager, schatrijk heertjen,
kinderloos, zonder vrienden of magen, een man van
deftigen huize en daarom in een zeer net huis op een
klassieke gracht wonende de eenige weelde, die hij
zich veroorlooft. Hij is nooit thuis als de een of andere
collecte rondgaat hij is wel godsdienstig, maar gaat
niet ter kerke, om niets in ’t zakje te behoeven te offeren.
Hij gaat naar zijn eigen smaak gekleed, dat wil zeggen,
met de garderobe van ’t jaar nul, dien hij nog bezit:
lange donkergroene jas, bruin vest, grijzen pantalon,
hoogen grijzen hoed (kagchelpijp), zelfs in de maand
February, en garen handschoenen. Hij is werkzaam van
aard om steeds rijker te worden, des noods door
’t voeren van procedures, indien hij ze onverliesbaar acht.
Hij is nooit ziek, omdat hij geen doctor wil betalen en
altijd fluks ter been, om geen equipage te behoeven te
houden of een huurrijtuig te gebruiken; hij mint het
„Stilleven”, om geen visites te behoeven af te wachten
en heeft een bijzondere gehechtheid voor zijn huis, teneinde
een voorwendsel te bezitten om nooit te reizen.
Ik voorspel u dat ge te eeniger tijd ’s mans doodbericht
zult lezen en dat na de opening van zijn testament zal
blijken dat hij geleefd heeft of liever niet geleefd, om dezen