DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
H3
8
een aantal, „o, mijne lieve vrienden” s, „ik bid
dergelijke met luider stem uitgesproken woorden
en werden met een blootshoofds uitgesproken
en met het kwistig ronddeelen van tractaatjes
antwoorden had, want de zaken wilden, hoe de man ook
werkte, niet vlotten. Op zekeren dag moest hij een wissel
betalen en hij had het geld niet; hij wist zich geen raad,,
zijn crediet stond op ’t spel. Nadat hij alle middelen had
uitgedacht, schoot hem te binnen dat een heer, die nog
al vermogen had en die bekend stond als een heel hulp
vaardig en toegankelijk man, hem misschien zou helpen,
als hij ’t hem maar vroeg. En ofschoon hij volstrekt op
geen vriendschappelijken voet met dien heer stond, waagde
hij ’t hem aan te spreken en het gelukte hem. De man
was gered en kon met glans aan ’t werk blijven, zoodat
hij onlangs de zaken aan kant deed, om van zijn renten
te gaan leven.
Ziet mijne lieve vrienden vervolgde hij gij kunt
allen rijk worden; gij kunt allen de wissels des levens
betalen; als ge u maar wendt tot dien goedertieren,
hulpvaardigen Heer, die elkeen wil bijstaan, die slechts
tot Hem komen wil. Ga, bid ik u, ga tot Hem en vraag
Hem in de oprechtheid uws harten zijn hulp, opdat gij
onbezorgd, na den arbeid, de renten eens godsvruchtigen
levens zult genieten.”
Nog
u” s en
volgden
gebed
besloten.
Toen ging de verkondiger van Gods woord op onze
openbare pleinen, rustig henen, door een troepje spotters
uitgelagchen en door een paar oude wijfjes met tranen
in de oogen nagestaard.
Ik weende niet, ik lachte niet ik dacht: „brave man,
gij dwaalt in de keuze der middelen ter verheerlijking
der Godheid. Ik bewonder uw deugd en ijver voor een
goede zaak, maar toch beklaag ik u van harte.”