DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
II5
op ellenlange rolletjens smal papier
professie is, God betere’t, onder-
’k heb wel eens hooren beweren
talent is misdeeld, hij geeft les
zoodat ze dan
gedrukt zijn.
Meijer is een van de gemeenste typen uit onze stad,
van wie ik eerlang verwacht dat hij zich dooreen „kras
gedicht” op den ondergeteekende, over de uitgave van
dit zijn portret zal wreken.
Een soortgelijke straatgeleerde is de bij velen uwer
zeker wel bekenden schoolmeester de Haas, een man op
jaren, die een bril draagt en een stok, waarmede hij
zich, vooral des avonds laat, na het bezoek van een
tiental en meer kroegen, in evenwigt tracht te houden,
totdat zich eenige „barmhartigen” over hem ontfermen,
om hem naar huis te geleiden.
Deze dronkaard van
wijzer der jeugd en
dat hij waarlijk niet van
in de Hollandsche en Fransche talen, meestal aan kinderen
van herbergiers, die hem tot hun schande en voordeel
tegelijk met jenever betalen. Hij trekt dan ook geregeld
van den een naar den anderen kroeg, om „les te geven”,
in den laatsten tijd niet zonder moeite, daar zijn oogen
hem beginnen te bedriegen en hij slechts, door zijn stok
gedurig langs de trottoirs te schuiven, zich zelf den weg
weet te wijzen.
De Haas is reeds een of tweemalen, zijns ondanks,
naar een bedelaarskolonie opgezonden en heeft er een
jaar lang onderwijs gegeven; in die dagen was hij vol
komen drank vrij, doch ’t heeft den „armen man” veel
in zijn gezondheid benadeeld.
Toen hij dan ook ontslagen werd, heeft hij dadelijk
zijn oude levenswijze hervat en zijn relation met de
kroeghouders tot het geven van lessen en het nemen
van „halfjens” weer aangeknoopt. Mij is verzekerd,
dat de Haas in de laatste jaren geenerlei spijzen gebruikt,