DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
II9
geleider, eenmaal per week den weg door onze stad
baant, door geregeld links en regts met zijn wandel-
stokjen heen en weder op den grond te raken, om zeker
te zijn van zich op vasten bodem te bevinden.
Met luider stem hoor ik hem steeds roepen, altijd op
denzelfden toon en bij wijze van staccato’sZes vellen
best velin postpapier om minnebrieven op te schrijven
voor twee centen, zes keurige gegomde enveloppen of
brievencouverten voor één cent, een mooi zwart Faber-
potlood voor één cent, een pakjen echte engelsche naai-
naalden voor twee centen, wie koopt van daag iets van
den ongelukkigen blinden man en nadat hij de centen
van dezen of genen kooper of gever heeft geïnd, op
denzelfden toon voortgaande
God zegene u duizendmaal, ik heb van daag beste
engelsche naainaalden voor twee centen het pakjen enz.
’t Is curieus en huiveringwekkend tevens dezen armen,
gebrekkigen man op deze wijze zijn handel te zien drijven
en ’t hindert me soms geweldig te moeten dulden, dat
sommige domme en hartvochtige lieden of kwajongens
den stakkert bespotten of, erger nog, in den weg
loopen.
Maar wat mij het meest van alles hindert is de gedachte,
dat zulk een arm en ongelukkig man patent aan den
lande moet betalen om zijn negocie uit te oefenen.
Indien de „vrome man”, die ik U als tweede type
schetste, als een berouwhebbend zondaar, een offer wil
brengen en voor slechts twee jaren het patent betaalt
van den blinden koopman, ben ik met hem verzoend en
beloof ik hem, op mijn woord, zijn type te zullen schrap
pen in de tweede druk van mijn Physiologic o, preten
sie als het boeksken die eer mogt beleven.
Nu en dan ontmoet ik een vrouwtjen tot het rijk der
dwergen behoorende.