DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
123
vrouwtjes en het publiek, dat den volgenden morgen
het denkbeeld bij hem opkwam dat hij niet serieus be
handeld was.
Frank van Dongen heeft in het November-nummer van
1894 van het Leeskabinet nog een kostbare bijdrage
geleverd tot de kennis van dit Haagsche type, welke
bijdrage ik zoo vrij ben hier even te citeeren
Er was toen zeker geen residentiebewoner te vinden,
die den Haagschen Don Quichot niet van aanzien kende
en een of ander merkwaardig voorval wist te vertellen
uit het leven van dezen zonderling, die zich Chevalier
du saint Empire noemde, en al de ridderlijkheid
van den held van Cervantes in het Haagsche leven van
onzen tijd zocht in te voeren.
Het was minder de verwaande houding van het heen
en weer schuddend lichaam en het vermakelijk zelf
behagen, waarmede de chevalier, fier en uitdagend als
een overwinnaar, door de straten stapte, dan wel het
buitengewone zijner kleeding, die hem onmiddellijk door
een ieder deed opmerken. Een tot den hals dichtgeknoopte
zwarte jas, een pantalon van dezelfde kleur, hooge laarzen
en een zijden hoed van een eenigzins vreemden vorm,
gaven hem het voorkomen van een gepensioneerd majoor,
met de verwaandheid en aanmatiging voor drie majoors
in actieven dienst.
De Haagsche jeugd, die voor het buitengewone een
bijzonder oog heeft, en een vreemdeling, wiens kleedij
eenigszins afwijkt van de geijkte mode, aangaapt, om
singelt en last aandoet, liet natuurlijk onzen Don Quichot
niet met rust. Wanneer hij in zijn schuttersuniform, met
de hem eigene drukte en fierheid, het lichaam rechts en
links draaiende, als le coq du village kwam aanstappen
van het exercitieveld werd hij altijd door een drom
straatjongens begeleid. En daar destijds de Haagsche