DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW.
132
van
Een compleet
t) „De brillen van onzen tijd”,
D. Noothoven Van Goor. 1867.
van Johan Gram. Leiden.
Omstreeks dien tijd was ook de heer van Hees van
Tiellandt een bekend Haagsch type, wiens voornaamste
bezigheid scheen te bestaan in het parvenu-achtig opmaken
een erfenis, waarin hij ijverig werd bijgestaan door
vele vrienden en vriendinnen.
en uitstekend portret van dezen ver
maarden Hagenaar heeft Johan Gram gegeven als de
„gouden bril”. J)
Het rijden met de vier en het attentie trekken voor
zijn persoon werd daarna ongeveer in 1880 voortgezet
door een zekeren Franschman wien ik nooit anders heb
hooren aanduiden dan met den naam „Nunes", waarom
ik vermoed dat het ’s mans doopnaam was. In ieder
geval was hij bij het publiek niet anders bekend.’t Was
een klein curieus Franschmannetje, onveranderlijk met
een hoogen zijden hoed; in ’t klein eenige gelijkenis
vertoonend met een toenmalig Turksch Gezantschaps
secretaris, die zich evenwel de weelde van een vierspan
niet veroorloofde. Nunes had Scheveningen tot residentie
Arm, verlaten en ellendig eindigde deze aan koning
Willem II zoo innig verkleefde man zijn leven. Tot zijn
laatsten snik bleef hij getrouw aan zijn onveranderlijke
gewoonte, om op den verjaar- en sterfdag van zijn aan
gebeden vorst een bloemenkrans aan het voetstuk van
het leelijke standbeeld op het Buitenhof te leggen. Na
zijn dood werd die hulde aan de nagedachtenis van een
koninklijken weldoener door Tetrode’s weduwe trouw
gebracht. Eerst op 6 December 1888 bleef de krans
achterwege, en begreep men, dat ook het laatste voor
werp uit het Museum Willem II voor goed verdwenen was”.