136 elegant hoedje DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW. Haagsch modistetje is alleen vreemd voor menschen die den Haag niet tot in zijn diepste schuilhoeken kennen, en aangezien ik juist grootendeels voor kenners van den Haag schrijf, is het hier de plaats om een beeld te geven van dit bijna uitsluitend Haagsch type, zooals het zich voornamelijk op het einde van deze eeuw voordoet. In minder voorname steden dan den Haag worden zij nauwelijks opgemerktzij heeten daar dan ook naaisters. Hier zijn het „ouvrières” die werken op een „atelier”. Vandaar het onderscheid. De gemeenzame term om dit geheel op zichzelf staand genus in de maatschappij aan te duiden is„naaimugjes”, en deze benaming lijkt mij symbolisch zeer juist. De eerste lettergreep doelt op den werkkring dien ’t individu zich gekozen heeft; de tweede lettergreep zin speelt op het eigenaardig zwevende en dwarrelende in haar karakter, en op haar aangeboren gave om uit te zuigen, wie ’t meeste en beste bloed hebben. Laten wij uit de verschillende nuances van het type, de meest naar voren komende nemen. Zij spruit voort uit den werkmansstand, en een paar zusters zijn dan ook in „betrekking”, wat men in een andere stad noemt „dienen”; haar uiterlijk was echter van dien aard, dat moeder zoowel als buurvrouwen het eenparig „zonde voor God” vonden als zoo’n fijn meisje „onder de menschen” ging, en daarom werkt zij nu met een tiental lotgenooten bij een of andere „Madame” op een voornamen stand. „Madame” voorziet een gedeelte van de Haagsche aristocratie en would-be-aristocratie (de laatste bij contante betaling) van toiletten, winter- en zomermantels en hoeden, en leidt tevens op deze wijze meisjes voor modiste op. Maar bij zoo’n fijn gezichtje hoort een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 147