DE HAAGSCHE TYPEN IN DE I9E EEUW. I4.I Tot een van de meest aantrekkelijke nummers op het programma van provincialen die den Haag eens komen bekijken behoort nog steeds een bezoek aan de gevangenpoort. De zucht naar het griezelige en ijzingwekkende wordt hier op een uiterst vervelende en afgezaagde manier bevredigd, welke evenwel niet belet dat den ganschen dag een massa bewonderaars met open mond en oogen naar de gruwelijke marteltuigen in de donkere kerkers staat te kijken. De bij de uitlegging behoorende „bon mots” en „geestigheden”, die er als een uit-het-hoofd-geleerde les een vaste plaats innemen, worden steeds met succes door de boeren en buitenlui, vooral door de miliciens, geslikt en temperen eenigszins den somberen indruk, waarin al deze nare griezeligheid een gevoelig mensch kan brengen. Het lanceeren van deze geestigheden bij de rond wandeling was in uitstekende handen bij den nu helaas overleden portier of concierge (of hoe men hem noemen wil). Een typisch oud-militair, stijf en ontoegankelijk als zijn grijze, afgeknipte snor, die hij als symbool van zijn karakter op zijn gevel voerde. Zijn Haagsche penkrassen getuigen er van. Zijn lange, magere gestalte met de loerende oogen om hier of daar iets te ontdekken ten einde het te kunnen bepenkrassen, is den meesten Hagenaars nog wel bekend, evenals de legende van zijn doodkist en zijn vermaarde hemelvaart. Meer bekend dan bemind (vooral bij den toenmaligen hoofdcommissaris van politie, dien hij nooit anders dan met een aanhaalde) verliet hij het tooneel; den indruk nalatende van een die meer gekund dan gedaan heeft.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 152