i68
DE HAAGSCHE TRAM, 1864 I904.
Met dat al bleef de Maatschappij bestaan en verzocht
zelfs aanleg van eene lijn van af de Loosduinsche brug
door het Westeinde, Riviervischmarkt, Groenmarkt,
Gravenstraat, Buitenhof, Binnenhof, Plein, Korte Poten,
Heerengracht, Bezuidenhout tot in de Rijnstraat en tevens
eene lijn aansluitende aan die in de Wagenstraat over
den gedempten Burgwal, Lutherschen Burgwal, Groote
Markt, Prinsegracht, Varkenmarkt naar het Westeinde.
Hierover werd lang beraadslaagt} in de zittingen van 19
Juni en 11 September 1877. Hoewel men vreesde dat
het Westeinde en de Korte Poten op enkele gedeelten
smaller waren dan 5 Meter, zoo werd met 21 tegen 12
stemmen de aanleg der eerste lijn goedgekeurd. Toch
was de maatschappij genoodzaakt in het volgend jaar zich
nader tot den Raad te wenden met verzoek de richting
te wijzigen daar de Minister van Waterstaat, Handel en
Nijverheid geweigerd had rails te doen leggen op den
Rijksgrond in het Binnenhof, maar genegen was toegang
te verleenen door de Gevangenpoort.
Eveneens vroeg de Directie vergunning tot het leggen
van dubbel spoor op den ouden Scheveningschen weg,
waar zij 23 wagens in gebruik had en vermeerdering
van wissels op den nieuwen weg. Bij de behandeling
van deze zaak zag de Heer Maas geen bezwaar om zelfs
het dubbel spoor ter hoogte van het Hotel de la Promenade
in den rijweg te laten uitbuigen. De Heer Mouton wenschte
afgifte van genummerde plaatsbilletten bij het afrijden,
daar de wagens menigmaal bestormd werden. De Heer
Verhuell luchtte zijn hart door te zeggen, dat enkele
koetsiers niet konden rijden en zij hun middagmaal in
den wagen gebruikten. Op 2 April 1878 werd vermeer
dering van sporen op de verbinding met Scheveningen
toegestaan en in het najaar begon de Raad wederom
zijn krachten te wijden aan eene wijziging der concessie-