DE HAAGSCHE TRAM, 1864—I9O4. 169 voorwaarden. Bepaald werd dat de concessionaris voor elke Meter, die door hem geëxploiteerd wordt 35 ct. aan de kas der Gemeente zal betalen, van welk bedrag het tolgeld, dat op beide wegen naar Scheveningen op ongeveer f 5000. ’s jaars werd geraamd, zou worden afgetrokken met dien verstande echter, dat de Gemeente nimmer verplicht was, indien het tolgeld meer bedroeg, dat meerdere te restitueeren. Tegen deze bepaling kwam de maatschappij in verbet, bewerende dat de Rijnspoor wegmaatschappij in gunstiger conditie was en dat men te Brussel 100 francs per jaar en per wagen betaalde. Dit cijfer werd door den Raad op 40 gesteld, na de eerste 5 jaren te verhoogen met f 5.— per jaar tot een maximum van 100. Het jaar 1880, waarin de lijn Holl. Spoor Oranje- pïein—Prinsegracht—Anna Paulownastraat werd toegestaan deed ook andere personen zich tot den Raad wenden met verzoek om concessie voor den aanleg eener lijn Bankaplein Holl. Spoor, eenige jaren later gevolgd door een verzoek van de Heeren J. van Lith c. s. voor ver schillende lijnen in de stad. Deze aanvragen, gevolgd door adressen van adhaesie, lokten van de zijde der H. T. M. herhaaldelijk protest uit. Intusschen mocht zij er na herhaalde besprekingen in slagen het Plein in plaats van den Vijverberg als Centraal punt te nemen, de stallen in Scheveningen te verplaatsen, het net in sectiën te verdeelen, dubbele sporen en wissels te leggen en wacht lokalen te plaatsen. Naast de bestaande lijnen Plein Hollandsche spoor, Plein Binnenhof Loosduinsche brug, Plein Rijnspoor, Vijverberg Sumatrastraat,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 181