DE HAAGSCHE TRAM, 1864—1904. 174 eindresultaat der discussies was dat de motie dezer heeren met 22 tegen 14 stemmen werd aangenomen. Als gevolg daarvan stelden B. en W. in de zitting van 26 Mei voor over te gaan tot het benoemen van eene Raadscommissie in zake het voorbereiden van de tramwegvraagstukken. De Commissie zou bestaan uit vier Raadsleden en een lid van het Dagelijksch Bestuur. Als zoodanig worden gekozen de heeren Hanlo, v. Malsen, Simons en van Raalte, later uitgebreid met de heeren van Liefland en Janse, terwijl door het bedanken van den heer Hanlo, diens plaats wordt ingenomen door den heer Krap. Als voorzitter trad de Burgemeester op, terwijl als secretaris aan de Commissie werd toegevoegd de heer van Franck. In de zitting van 9 Juni wordt aan de Commissie een crediet van ƒ3000.— verleend ten einde haar in de gelegenheid te stellen tot het uitbrengen van praeadvies over de verschillende ingekomen aanvragen voor tramwegconcessie en aanleg van lijnen van Gemeente wege en het benoemen van deskundigen in zake electrische trams en gastrams. Dit crediet werd in 1900 met 1500. verhoogd. Den 31 Januari 1899 gaf de Tramwegcommissie verslag van hare bevindingen. De Commissie van deskundigen, de heeren J. A. Lindo, Directeur der Gemeentewerken, L. Dufour, Ingenieur der Staatsspoorwegen en J. J. W. van Loenen Martinet, adj. Ingenieur der Hollandsche Spoorwegmaatschappij hadden een afzonderlijk verslag uitgebracht omtrent de door hen ter plaatse onderzochte werking der electrische trams en gastrams. De Raadscommissie verklaart dat zij herhaalde be sprekingen met de Maatschappij heeft gehad maar dat zij omtrent alle punten nog niet tot overeenstemming is gekomen. Omtrent den termijn van 18 maanden, die de Commissie wilde gesteld zien aan het gereed zijn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 186