176
DE HAAGSCHE TRAM, 1864—1904.
van enkele Raadsleden. De bijlagen
van den Gemeenteraad bevatten
van bestaande, gewijzigde of nog te
memories, nota's, rapporten, enz., die in den loop der
jaren door de Tramcommissie met de Tramdirectie vice
versa zijn gewisseld, waarbij nog moeten gevoegd worden
de afzonderlijke nota’s
van de Handelingen
ettelijke kolommen
wijzigen ontwerpen van concessies.
In. de zittingen van 6 en 7 Januari 1903 kwam het
rapport der Tramcommissie aan de orde en in verband
daarmede het praeadvies dier commissie op het adres der
Haagsche Tramwegmaatschappij naar aanleiding van dat
rapport.
Het voorstel der Tramcommissie luidde, dat de Raad
besluite geene verlenging van concessie aan de H. T. M.
te verleenen en dat de Gemeente zelf den aanleg en
exploitatie van de lijnen ter hand neme. Na langdurige
discussie stemde de Raad hiermee in.
Na een tijdperk van 8 jaren bracht de zitting van 28
Maart 1904 de lang verbeide uitkomst.
Aan de orde kwam de beraadslaging over het voorstel
tot aanleg van tramlijnen door en voor rekening der
Gemeente en vergunning, voor zooveel zulks van de
Gemeente afhangt, aan de H. T. M. tot de exploitatie
van tramwegen benevens vaststelling van de voorwaarden
voor de levering van electrischen stroom ten behoeve
van het trambedrijf
1 De Voorzitter, de wethouder Mouton, deelt mede, dat
naar aanleiding van het Raadsbesluit van 6 7 Januari
1903 door B. en W. aan de Commissie van Plaatselijke
werken werd verzocht den Directeur van Gemeentewerken
en dien van het Gemeentelijk Electrisch bedrijf op te
dragen de noodige voorstellen daartoe te doen. Eerst op
het einde van 1903 is daarover door genoemde Directeuren
rapport uitgebracht, welk rapport door de Commissie van