200 het dagboek van v. Driel is niet geheel doux de penser que fidèles a vos serments, vous n’aurez pas été des derniers a cueillir les palmes de la victoire. J’entends sonner l'heure du depart. Jeunes guerriers, recevez nos adieux, et qu’ils soient accompagnés de ce cri si cher a nos coeurs, du cri patriotique de: „Vive 1’Empereur! Vive Napoléon le Grand”. Curieus is de inhoud dezer aanspraak, omdat daarin van de oude glorie onzer marine wordt gewaagd, terwijl het daarentegen passender geweest ware, indien de redenaar gewezen had op de vele en gewichtige diensten welke de voormalige Hollandsche troepen onder de Fransche vanen, presteerden. Wat het verdere gedeelte van betreft, dit bepaalt zich hoofdzakelijk tot het opsommen van enkele plaatsen, die zijne aandacht trokken, doch over zijn wedervaren in den dienst wordt van weinig vermeldenswaardigs gerept. Het ligt trouwens niet op mijn weg hier die toenmalige jongelieden van welke later niet weinigen stad en land tot nut en roem strekten op hunnen marsch naar Metz, Versailles of Tours te volgen, waar zij aankwamen toen ’s Keizers gelukzon reeds voor de tweede en laatste maal verduisterd werd. Het eenige bericht dat na de afmarsch der Gardes d’Honneur voorkomt in het Dagblad van het Dep', der Monden v. d. Maas verscheen in het nummer van 10 Juli 1813 en is niet geheel van bombast vrij te pleiten. Het luidt: „Metz, den 30 Juny. Aanstaande Zaterdag zal het is,e detache ment van het 2t regiment gardes d’honneur van Metz naar Duitschland op marsch gaan. Hoewel dit uitgelezen korps bestaat uit jongelieden, welke zich door hunne opvoeding, aanzien en gegoedheid onderscheiden, kan men echter nauwlijks beseffen hoe hetzelve in een zoo kort tijdsbestek is georgani seerd geworden en eene houding en militairen geest heeft aangenomen, welke alleen oude troepen kenschetsen. Onze stad is steeds vervuld met troepen van allerlei wapenen, welke hier, naar het leger, doortrekken”. DE OPRICHTING VAN HET CORPS, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 212