HOOGE RAAD EN HOF. 210 beteekenis. Wat het Bourgondische Huis nooit volledig had weten door te voeren, wat de droom was geweest van Willem den Zwijger, het was thans verwezenlijkt. Op Maandag i Maart 1802 had de plechtige installatie plaats. Tot President was benoemd de Agent van Justitie, de vroegere raadsheer Reuvens; het Agentschap van Justitie werd tevens opgeheven. Voorts bestond het Hof uit 8 leden, waarvan de keuze door samenwerking van Wetgevend Lichaam en Staatsbewind plaats vond. De installatie geschiedde door twee leden van het Staats bewind, de burgers Spoors en De Leeuw en den Griffier Dassevael, in de Trèveszaal, waar ook voorloopig de vergaderingen zouden worden gehouden. Van hoe groote beteekenis de gebeurtenis ook was, onder den druk der tijden ging zij in den lande bijna ongemerkt voorbij. Spoors mocht den wensch uitspreken: „Laat reeds dit Geslacht aanvanglijk, maar de Nakomelingschap, Eeuw uit, Eeuw in, het oogenblik in zegening houden, waarin Gijl, plegtstatig uw aanwezen verkreegt”, het „diepge zonken, zij het nog niet reddeloos vaderland”, zooals Spoors het uitdrukte, begreep, dat ook deze instelling de partijschappen, de twisten, den naijver en de rechts onzekerheid niet zou doen verdwijnen. En ook het nageslacht heeft de wenschen, bij de opening gesproken, niet vervuld. Plet nationale Gerechtshof, dat tot 1 Maart 1811 heeft bestaan, is geheel vergeten. De oorzaak hiervan ligt niet alleen in den korten duur van zijn bestaan, of in het feit, dat de Fransche overheersching tusschen beide is gekomen, maar tevens in de beperktheid van den werkkring, die aan het College was toebedeeld. Het hield wel het toezicht over alle rechterlijke collegiën in den lande en kon ook hunne vonnissen en handelingen schorsen en vernietigen, maar dit laatste alleen voor zooverre in strijd was gehandeld met de wetten betreffende

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 222