H00GE RAAD EN HOF. 21 I bevoegdheid en rechtspleging. En de praktijk vatte dit zoo op, dat het Hof vooral diende te waken tegen misbruiken in de rechterlijke macht en tegen opzettelijke of grove wetschennis, door de lagere rechters gepleegd. Zoo trad het Hof op tegen den Hoofdschout van Den Haag, die, zonder eenig rechterlijk college erin te kennen, eene vrouw tien dagen had gevangen gehouden; zoo ontving het Comité van Justitie te Amsterdam eene berisping, wijl het een tot den dood met het zwaard veroordeelde wegens de moeite, die de terechtstelling opleverde, maar had laten ophangenzoo werden President en Schepenen der stad Vlissingen voor het Hof gedagvaard wegens hunne „verregaande en onbehoorlijke tergiversatie met directe disobedientie aan de resolutie in het Hof”, welk vergrijp hierin bestond, dat ze getuigen, voor het Hof van Zeeland gedagvaard, verhinderden, aldaar te verschijnen ook Middelburg ondervond, dat het Hof een waakzaam oog hield, toen de rechtbank aldaar eenige getuigen in een put had laten zetten, om hen in eene bepaalde richting getuigenis te doen geven. Ook menig hoog ambtenaar stond voor het Hof te recht: een der eerste was Spoors, hetzelfde lid van het Staatsbewind, dat het Hof had geïnstalleerd; zijn proces wegens machts misbruik ten opzichte van den Hoofd-Officier van den Haag duurde langer dan een jaar en eindigde met vrijspraak; voorts Daendels, die zich weinig eerbiedig over het Nationale Syndicaat had uitgelaten; zoo stonden ook Generaal Bruce en zijne officieren, wien het gelukken van den inval der Engelschen in Zeeland werd verweten, op bevel des Konings voor het Nationaal Gerechtshof terecht, nadat het vonnis deswege door den hoogen Militairen Vierschaar gewezen, was vernietigd. Een college evenwel, dat de éénheid in de rechtspraak vestigde, is het Hof nimmer geweestde taak, die het vervulde, had

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 223