HOOGE RAAD EN HOF. 212 evengoed door de Departementale Hoven kunnen worden waargenomen. Mocht het oude Hof van Holland tot zijn uiteinde in de residentie verblijf houden, het Nationaal Gerechtshof moest, na eerst in 1806 van het Binnenhof naar het Noordeinde te zijn verhuisd, in 1809 den Koning naar Amsterdam volgen. De vele vergaderingen, die het Hof met den Koning hield, maakten zijne onmiddellijke nabijheid noodig. Voorloopig werd het op den Fluweelen Burgwal No. 28 gevestigd, totdat een beter lokaal zou zijn gevonden. Vóór dit laatste evenwel was geschied, had het Hof opgehouden te bestaan. Nadat het bij de vereeniging met Frankrijk eerst nog den eed van trouw aan den Keizer had afgelegd en was omgedoopt tot „Keizerlijk Hoog Gerechtshof in Holland”, werd het bij de installatie van het nieuwe Keizerlijke Gerechtshof op 1 Maart 1811 opgeheven. Met de organisatie van het nieuwe Hof was belast Baron Beijts, die reeds 16 Nov. 1810 tot Procureur- Generaal bij het nog op te richten college werd benoemd. De meeste leden van het oude Hof werden tot lid van het nieuwe benoemd, dat op'1 Maart 1811 door I. J. A. Gogel in het „Oude Hof” te ’s-Gravenhage werd geïnstalleerd. Met dezen datum begint in de geschiedenis van het Nederlandsche rechtswezen een nieuw tijdperk waaraan het heden zich aansluit. Weinig overdrijving schuilt er in de woorden van D. Alphonse in zijn bekend rapport over ons land aan den Keizer, wanneer hij zegt, dat van dit oogenblik af „la Hollande a commence a jouir des bienfaits, de l’uniformité, de la clarté et de la simplicité, qui caractérisent les lois framjaises, et qui ne serontpas pour le héros du siècle un monument de gloire moins durable que ceux de ses institutions, de ses victoires et

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 224