218 HOOGE RAAD EN HOF. Van Maanen zelfs voorstelde, dat hij in de eerste jareh beide functiën tegelijk zou waarnemen, waartoe hij des te meer genegen was, daar hij vreesde, dat men zijne benoeming tot President van den Hoogen Raad gebruiken zou als middel, om hem als Minister te doen aftreden. Zijn voorstel werd evenwel niet aangenomenbij de installatie van den Hoogen Raad trad als President op: Mr. A. W. Philips, terwijl Van Maanen nog tot 1842 Minister van Justitie bleef. De installatie had plaats op Vrijdag 1 Juni 1838 in dë lokalen van den ouden Hoogen Raad in den Z.O. hoek van het Binnenhof, waar ook het Nationaal Hooggerechts hof sinds 1814 had gezeteld; Van Maanen was met de leiding der plechtigheid belast. Had men vóór de afscheiding van België voor den zetel van het nieuwe college gedacht aan Mechelen, den zetel van het oude Bourgondische Hof, of aan den Haag en Brussel bij jaarlijksche afwisseling, evenals zulks met de Staten-Generaal het geval was, sinds dien was de residentie als van zelf aangewezen. Het aantal leden werd buiten den president en den vice- president gesteld op 12 a 14: voorts één procureur- generaal en drie advocaten-generaal, één griffier en twee substituut-griffiershet traktement der raadsheeren bedroeg 4500. dat van den President f 8000. een heel wat geringer bedrag dan de wet 1827, welke het op f 15000. had gesteld, hem had toebedacht. De benoeming der leden geschiedt door den Koning, welke hen evenwel, evenals de andere rechtsprekende leden der rechterlijke macht, niet meer kan ontslaan dan op eigen verzoek. Bij zijne benoeming is de Koning gebonden aan eene voordracht van drie leden, door de Tweede Kamer aan hem te doen, terwijl de Tweede Kamer bij iedere vacature ter voorlichting eene aanbevelingslijst van zes personen van den Hoogen Raad ontvangt. Aan de wenschelijkheid

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 230