HOOGE RAAD EN HOF. 221 elf hoven kwamen er moeilijkheid, daar Amsterdam ook op een Hof meende aanspraak te mogen maken. Met geringe meerderheid werd evenwel het Regeeringsstelsel, dat zich vooral op het grondwettig voorschrift steunde, aangenomener werden negen Hoven opgericht, waarvan één te ’s-Graven- hage voor de geheele provincie Holland met uitzondering van de strafzaken in het noordelijk deel, waarvoor te Amsterdam eene speciale crimineele rechtbank werd ge vestigd. Het Hof zou bestaan uit één President, één Vice-President, negen raadsheeren, één procureur-generaal, twee advocaten-generaal, één griffier en twee substituut- griffiers, terwijl de jaarwedde van den President en den Procureur-Generaal zou zijn 4000. die van de leden f 3000. De eerste President was Mr. H. v. d. Burgh. Eenige jaren later in 1841 kreeg reeds Amsterdam haar zin, toen de splitsing van Holland in twee provinciën bij de Grondwetsherziening in 1840, de oprichting van een nieuw Hof aldaar noodig maakte; de bijzondere crimineele rechtbank daar bestaande, werd toen tevens opgeheven. De samenstelling van het Hof in de Residentie bleef niettemin geheel dezelfde. De taak van het Hof was in hoofdzaak eene twee voudige rechtspraak in hooger beroep van de daarvoor vatbare vonnissen in burgerlijke en strafzaken van de Arrondissements-Rechtbanken, en rechtspraak in eerste en laatste ressort over alle misdrijven, waartegen eene lijf- of onteerende straf was bedreigd, de z.g. crimineele zaken. De veranderingen, sinds 1838 in onze hoogste rechts colleges aangebracht, hebben hun algemeen karakter in wezen gelaten. Van de meeste beteekenis was de wet van 1875, waarin eindelijk de actie van vóór en na 1838, gericht op de inkrimping van het aantal Gerechtshoven, haar doel bereiktein plaats van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 233