ENKELE A ANTEEKENINGEN, ENZ.
227
die over veeljarige ervaring en tevens scherp geheugen
hebben te beschikken, die leemten kan aanvullen.
Wie zich zet aan de taak om iets bijeen te zamelen
wat een overzicht a vol d'oiseau, niets meer dan dit,
kan worden van ’t reeds door mij genoemde onderwerp,
bespeurt alras, dat hij zich te pantseren heeft tegen
velerlei teleurstellingen.
Met andere woorden, de gegevens zijn in deze
zoo moeielijk te bereiken, en blijken, -- heeft men ze
bij gelukkig toeval te pakken, zóó weinig om ’t lijf
hebbend, dat men zich verplicht acht, tóch het plan
doorzettend, den lezer vooraf, zeer luide en met den
meesten nadruk, toe te roepen: weet wel, ’t is bitter-
weinig zaaks, wat ik U heb te schenken
Althans, zoo was mijne ervaring.
Zooveel is zeker, dat men tot de helft der negentiende
eeuw een tijdstip van kentering, reeds door mij
genoemd straks de inrichting van het Haagsche
Politie-wezen niet kan vergelijken met de tegenwoordige.
Zeer zeker is ’s-Gravenhage uit het begin der negen
tiende eeuw evenmin te stellen naast de wereldstad-allures
aannemende residentie van 1901. Een kalme, rustige,
élégante provincie-stad, van den omvang welken men nu
hoogstens Zwolle zou geven, is iets zoo totaal anders
dan de uitgestrekte hofstad van 200.000 zielen, dat hier
1t „omnis comparatis claudicat” in den letterlijken zin,
gelijk voor de hand ligt, van toepassing wordt, maar
toch
Maar toch komt mij nu voor den geest wat dezer
dagen een hooggeacht Haagsch oud-politieambtenaar,
kloeke grijsaard die dit hem door niemand misgunde
„eervolle ruste” geniet met de opgewektheid en den
levenslust van den kerngezonden man van kloeke, pittige
geheratie, wat deze oud-hoofdinspecteur mij zei. „Zeker”