228
ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ.
zoo gaf hij me toe, de bevolking is sterk, bijzonder snel
toegenomen, en daardoor is natuurlijk ook zooveel grooter
en scherper politie-toezicht noodig. Dat begrijpt ook een
kind, maar toch ,,’t is net of de menschen, van
hun kant, veranderd zijn, ik bedoel: ’t is, alsof de
criminaliteit onder de bevolking in latere tijden gestegen
is buiten verhouding van den aanwasnamelijk, in
ongunstigen zin 1”
Dat woord, gesproken door een man met meer practische
ervaring, op dit gebied, dan eenig politie-ambtenaar in
Nederland kan aanwijzen, geeft, dunkt mij, te denken.
Wellicht kom ik er straks nog op terug.
Reeds wees ik erop, hoe de bouwstoffen voor een
historisch overzicht van ’t Haagsche politie-wezen tot de
helft der negentiende eeuw uiterst gering zijn.
In het jaar 1801 is de politie-zorg weer teruggekeerd
wat onder de Republiek ook het geval was aan
de Gemeenten. Koning Lodewijk richtte wel een Ministerie
van Politie op, maar vereenigd met Justitie en waarvan
de werkzaamheden al heel weinig te beduiden hadden.
Wanneer er wat heel-bijzonders was voorgevallen, zond
men een stuk of wat agenten ergens heen. Vaststaat,
dat een som van f 50.000 toen voldoende was om aan
de behoeften van Justitie en Politie te voldoen
De „Corsikaan”, van wien nog niet lang geleden de
afgevaardigde Victor de Stuers zei, dat ’t niet zoo kwaad
zou geweest zijn, indien Napoleon’s „groote bezem” een
jaar of wat langer dan 1813 „geveegd had” Keizer
Napoleon I veranderde deze dingen, nadat zijn broeder
het ambt van stedehouder met koningstitel, had neergelegd.
Den i8n Oct. 1810 krijgt men in den lande een