ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ. 230 „bloedeloos Den Haag, oude systeem van gemeentelijke autonomie, doch tevens met toekenning van zekeren directen invloed aan de centrale regeering. Men weet, hoe deze quaestie wie bij de Politie-organisatie de bovenhand moet hebben Rijk of Gemeente, tot op den huidigen dag voort duurt; tot menige belemmerende vertraging en tot menig conflict” aanleiding gaf, niet ’t minst in en nog steeds niet tot vaste regeling kwam, wat jammer genoeg is Genoeg hierover. Den 2311 September 1818 had de Koning den Gouverneur van Zuid-Holland, door den Minister van Binnenl. Zaken, doen kennisgeven, dat voordrachten voor Commissaris van Politie zullen geschieden door de Raden der Steden „en door derzelve aan den minister van Binnenl. Zaken” worden ingediend. Die voordrachten moesten bestaan uit twee a drie personen. „Er is geresolveerd” lees ik in de aanteekeningen uit de „Handelingen” van de „vroeden” dier dagen (de slechts in manuscript bestaande „Handelingen”!) „hieraan te voldoen”. Van 1818 1822 heb ik niets kunnen vinden, in de gemeentelijke papieren, wat met dit onderwerp ook maar verwijderd verband houdt. Den ion April 1822 krijgt de Gemeenteraad van ’s-Gravenhage mededeeling. dat Z. M. bepaald heeft, dat de Commissarissen van Politie „door Burgemeesteren in derzelver functiën gesuspendeerd kunnen worden”. Op denzelfden datum komt in een verzoek van de Commissarissen van Politie om verhooging van jaarwedde. En twaalf dagen later geeft men aan die bede gehoor, en verhoogt men de bedoelde jaarwedden met 200. Zeven jaar later (5 Oct. 1829) wordt ’t noodig geacht om den „dienaars van politie” te verbieden „tot het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 242