i6
EEN EEUW GENEESROMMEL.
lijfarts van H. M. de koningin, overleed drie november 1901.
De laatste heel- en verloskundigen, eveneens uitwonend,
zijn J. G. Vorstman, overleden in ’61 en P. J. Ligtenberg,
overleden in ’99; op verzoek eervol ontslagen in ’71.
Daarna is opgetreden dr H. de Zwaan, vijftien december
1901 op verzoek eervol ontslagen. Z’n opvolger, dr J.
Schoemaker, aanvaardde vijftien februari 1902 zijn ambt.
Dr J. Hoogkamer was indertijd de eerste en eenige
hulpgeneesheer, thans zijn er drie assistenten, allen in
wonend en twee uitwonenden, waarvan éen, dr G. D.
Cohen Tervaart, belast is met de behandeling van neus-,
keel- en oorziekten.
Zooeven is gesproken van ’n stadsdoctor. Die titularis
vindt men reeds in september 1579. De Riemer zegt,
dat toen aangesteld is tot Hagedoctor Camille de Castre
op 100 jaarlijks door de Sociëteit; doch deze
dateert eerst van 1584. Van 1585 -.’94 echter is „gheen
doctoor inde medecinen aengenomen'1. In October 1593
wordt als eerste stedemeester op f 80 vermeld Bartho
lomeus Hamel, en in november 1594 als eerste stadsdoctor
op 280 ’sjaars dr Petrus Wittendel. „Bij den Hage
wert betaelt twee hondert ponden [gulden], ende bij drie
Petrus Wittendel of -dael heeft Aller Dichtren Bestevaer
volgens Constanter, of Jaep Priaep volgens Joost, anders
gezegd Jacob Cats, behandeld gedurende diens eerste verblijf
in Den Haag, lijdend aan
Een koorts, een felle plaeg, die na den derden dag
My staeg van nieuws bevogt en op myn harte lag.
Na een behandeling van zeven lange maanden geen baat
vindende, ried de doctor verandering van lucht aan. Noode
gaf Cats, die voor de éerstemaal een vrijster had, aan dien
raad gehoor en ging in „het vruchtbaer .Engeland”, hoewel te
vergeefs, genezing zoeken
lek most de lieve maegt en oock myn Haegje laten.