ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ. 24O wijd- Een vaag beeld kunnen wij ons wel vormen van die politie uit den „ouden tijd”, van voor en na de klapwakers. Kostelijke anecdoten loopen er aangaande die dagen, toen een stuk of wat „dienders” met hooge hoeden van glimmend, gerimpeld leer op Jt hoofd wie kan ze zich nog voor den geest brengen?? een stokje in de hand en een vrij onschuldig sabeltje op zij, orde en rust op hun dooie gemak konden bewaren. Toen Den Haag drie maal kleiner en tienmaal rustiger was, had men zeker niet noodig iets als ’t huidige, veelhoofdige en vertakte korps. Maar toch hier kom ik weer terug op mijn verzuchting van daareven. De heer Van Bunge, de hooggeachte Haagsche oud- hoofdinspecteur, met wien ik onlangs een gesprek had over deze en soortgelijke quaestiën, vertelde me o.a., hoe hij jaren en jaren achtereen, nacht aan nacht, in de stad gesurveilleerd had. En nooit onraad ontdekt. ’t Klinkt ongelooflijk, maar ik heb de woorden uit den mond van den gep. ambtenaar opgeteekend; daar sta ik voor in. Geen kloppartijen, geen inbrekers, geen ander „kwaad volk”, overal stilte, geruischlooze kalmte, de roerlooze nacht van een landstad, welker inwoners uiterlijk elf uur, half twaalf in bed zijn gestapt, na, op de uit gegalmde aanmaning van den klapperman „elf uur heit de klok, enz.” hun lamp uitgeblazen en hun „vuurtje” in veilig doofpotje te hebben bezuinigd. Ik vermoed, dat de politie in die dagen ook wel eens de handen vol zal hebben gehad; maar, vergeleken bij onze dagen van straatroovers, inbrekers, winkel-plunderaars, gauwdieven, nachtelijk gespuis en publieke saturnaliën en bacchanaliën, komt mij die „oude tijd” voor, een dorado te zijn geweest. Het gehalte van ’t politiekorps was iets totaal- anders dan wat men nu mogelijk zou achten. Werklooze

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 252