ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ.
241
zilverstukken werden op de meest brutale
een bende aartshandige gauwdieven, welke
en handlangers in allerlei hoeken en gaten
land en stad had schier onnaspeurbaarvan
den rand ontdaan, en zoo weer in omloop gebracht.
Gave muntstukken kreeg men niet meer in handen!
Heele zakken met „afval” van gesnoeide munten werden
verzonden naar adressen, waar ’t metaal werd versmolten.
16
stumpers (ik wees er straks reeds even op) werden, als
er plaats was, zonder veel onderzoek in dienst genomen.
Ondeugende „legenden” willen, dat ’t in die dagen van olim
zaak was om, kwam men aan den politie-post assistentie
vragen, te maken, dat men een schelling of wat op zak
had om die den „diender” toe te stoppen, daar des
dienders ijver anders bedenkelijk flauw kon wezen
Zelfs verhaalt men maar ik wil ’t gaarne meteen onder
de „racontars” zonder grond of bewijs rangschikken,
dat op zoo’n politie-post gezegd werd: „Wou-je hulp
hebben? Heel best, maar eerst opdokken!”
De dagen, toen zulke dingen zouden gebeurd zijn,
liggen in elk geval zoo ver achter ons, dat ze geen nog
levenden oud-po]itieman een haartje kunnen krenken.
En, ik herzeg, 't zullen wel „praatjes voor de vaak”
geweest zijn.
Vergeleken met bijvoorbeeld Amsterdam geven de
annalen der Haagsche politie, wat haar „faits et gestes”
in de praktijk aangaat, den indruk, dat over ’t algemeen
de hofstad onder de aanwassende steden mag gerekend
worden, waar de criminaliteit, in allerlei vorm, zich zeker
niet buitensporig openbaart.
’t Is nu om en bij de zestig jaar geleden, dat de
Haagsche politie de handen vol kreeg met de „snoeiers”.
Dit bracht het eerst beroering in den tot dusver kalmen
stroom.
Goud- en
wijze door
haar helpers
van