ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ.
243
Tot,
men
smeden
liet extra-stevige sloten, bouten, kettingen, grendels maken.
De Haagsche politie, onder Beukman, spande al hare
krachten in en deed wat zij, met haar zeer primitieve
hulpmiddelen, kon. Zelfs leende zij 't oor aan voorstellen,
van spiritualistische zijde gedaan, om in het huis der
vermoorde dame een „séance” te beleggen, teneinde te
trachten, „van gene zijde” inlichtingen te verkrijgen. Ik
stel er prijs op, hier bij te voegen, dat ik deze bijzonderheid
releveer zonder zweem van ironie of spottend scepticisme.
wed. Van der Kouwen en haar dienstmeisje Helena Beeloo,
aan de Bogt van Guinea no. 25 (na den moord in
Huijgenspark verdoopt) te ’s-Gravenhage. Eerst in 1876
kreeg men de daders van dezen gruwelijken-dubbelen
roofmoord Hendrik Jacobus Jut en zijne vrouw Christina
Goedvolk te pakken; met zijn buit had het tweetal
weten te ontsnappen, zij hadden in Amerika gezworven,
waren eindelijk weer in ’t vaderland teruggekeerd, en
te Rotterdam, in een kroeg, werd Jut, de moordenaar
ontmaskerd. Hij werd veroordeeld tot levenslange tucht
huisstraf en is eenige jaren later in den kerker gestorven,
op de schrikkelijkste wijze door wroeging gefolterd. Zijne
medeplichtige, die twaalf jaar kreeg, moet nog leven.
Men kan denken, hoe de Hagenaars, nog niet zoozeer
als hunne opvolgers van de twintigste eeuw aan inbraken
gewend, beefden en sidderden in al de jaren, dat de
moordenaars van het tweetal niet gevonden waren. Toen
was de Commissaris Beukman aan ’t roer. En een gansche
reeks van verdachten werden gearresteerd en daarna
weer, na langer of korter detentie, losgelaten. Geen
week ging schier voorbij, of de mare liep weer door
Den Haagze hebben nu de daders te pakken
een paar dagen later, bleek, dat de musch, waarmèe
zich had verblijd, dood als een pier was. Voor de
was ’t toen een gouden tijd 1 Iedere Hagenaar