ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ.
244
in 1880 had de
De Jong, die het twaalf-
van den heer Boogaardt,
van zijn school weglokte,
Onderwerpen van occultisme behooren tot de onnoemelijk
vele, waarover ik geen oordeel, laat staan kritiek, heb.
Constateeren doe ik slechts, dat de „séances” voor de
politie geen practisch resultaat opleverden.
Ongeveer tien jaren later in 1880
laaghartige aanslag plaats van
jarige eenige zoontje Marius
Plein 1813 te ’s-Gravenhage,
naar ’t Dekkersduin bracht, en daar door twaalf of dertien
steken met een degenstok vermoordde Over deze
schrikkelijke zaak, onlangs weer, na twintig jaren, in de
pers ter sprake gekomen, is steeds zekere nevel blijven
hangen. De bijzonderheden zullen den meesten nog helder
voor de oogen staan. Hoe de dader, De Jong, werd
ontmaskerd door toedoen van den heer Musquetier, een
oud-kameraad van hem, die in den brandbrief, den heer
Boogaardt gezonden, ’t handschrift van De Jong herkende.
En ook, hoe later allerlei geruchten opdoken aangaande
de drijfveeren tot de gruweldaad. Het ligt niet in mijn
voornemen om die onverkwikkelijke bijzonderheden nader
aan te roeren.
De Haagsche politie heeft toen zeer groote activiteit
getoond. De maatregel, waarmee zij vooral succes behaalde,
was ’t met ruime hand verspreiden van ’t fac-simile van
De Jong’s brandbrief. En deze bij uitstek verstandige en
practische daad was hier is de plaats om hem even
te noemen gevolg der raadgevingen van een zeer
bekende Elaagsche figuur dier dagen: den heer J. A. de
Bergh. Deze excentrieke, maar niet zelden van veel
schranderheid en doorzicht blijk gegeven hebbende publicist
(de „Haagsche Penkrassen” zijn nog lang niet vergeten!}
was een hartstochtelijk liefhebber van „dilettanteren” in
zaken van politie en recherche. Hij, De Bergh, was wat
men noemt een „geboren speurhond”. De Bergh heeft