ENKELE AANTEEKENINGEN, ENZ. 245 zijn loopbaan gemist. Hij had detective moeten worden; dat was steeds mijn innige overtuiging. Op politie-gebied voelde De Bergh zich eerst recht „lekker”. Dan was hem geen moeite te groot. In nacht en ontijd vond men hem, als gansch-vrijwillig en onbezoldigd dilettant-recher- cheur, op 't pad. De Bergh gaf soms zeer-practische wenken. Zoo in de treurige zaak-Boogaardt, en ook bij andere gelegenheden. Zijn aangeboren brandende ijver werd nog geprikkeld door zijn hartstochtelijken haat tegen den hoofdcommissaris Van Schermbeek. Deze laatste zoowel als nu wijlen J. A. De Bergh waren zeer prikkelbare naturen. Veel was er dus niet toe noodig om het vuurtje te doen opflikkeien. Wanneer De Bergh in zijn „Penkrassen” den persoon van den hoofdcommissaris slechts even aanroerde, dan gloeide zijn taal van haat-passie. Geen gelegenheid liet hij ongebruikt voorbijgaan om den heer Van Schermbeek te ridiculiseeren. De spotprenten van den gaarne zich bij solemneele gelegenheid te paard vertoonenden hoofd commissaris zullen vele Hagenaars zich nog wel her inneren. J. A. de Bergh is al jaren „heengegaan”, zooals de fijngevoelende oude Grieken van overledenen zeiden. En de heer Van Schermbeek, de algemeen geachte en ver dienstelijke man, wiens persoonlijkheid en manier van optreden nu eenmaal bijzonder geschikt waren om soms heetgebakerde gemoederen te prikkelen, geniet zijn „otium cum dignitate”. Ik mag dus wel in ’t voorbijgaan een woord of wat zeggen over dat krakeelen en kijf- kakelen van ’t Haagje uit ’80 ’85. Er was toen een heftige oppositie tegen den heer Van Schermbeek, waarbij zich o.a. met een hartstocht, welke in gloed niet onder deed voor De Bergh’s woede, aansloot de heer Vernée, de Scheveningsche commissaris. Van de eindelooze,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 257