252 SCHEVENINGEN, GLANSPUNT VAN DEN HAAG. wat u voorbij gaat. En dit is in werkelijkheid eene vermakelijke revue. Van de alleroudste sukkelaars tot de kleinste kinderen toe, worden door u bespied. Kinderen vooral, armen en rijken, grooten en kleinen stoeien en spelen met water en zand. En voor een schilder is er geen betere academie dan deze figuren, die zich in de open lucht vertoonen en bewegen, Zwierig gekleede dames, pastoors met lange jassen en kuitebeenen, boeren uit omliggende dorpen, vrijende paren, werkvolk, ruiters en ezeldrijvers, het is eene onnoembare beweging die zich hier scherp afteekent tegen het groote fond van zand, water en lucht. Iets wat mij altijd bijzonder treft is de triomfkar van Toet die met twee rossen de zee inrijdt om water te halen voor de binnenbaden. Dit laatste antwoordt hij wel honderd malen op de vragen der hem omringende nieuwsgierigen en vreemdelingen. ruk klimt hij op zijn zegekar, hij heft zijn de paarden met lang gerekte krommende halzen, trekken de zware houten kar met groote breede wielen door het mulle zand. Zij stampen en snuiven tot zij aan den rand van het water staan, dan verheffen zij een oogenblik hunne koppen; maar met een kreet van hun drijver aangemoedigd, gaan zij met hun zware vracht de woelende golven in. Dat slaat, schuimt en spat over alles heen en nog een weinig verder voortgeklotst, staan paarden en wagen omstuwd van alle kanten door de tegen hen aandonderende golven. Maar hoog zit Toet op zijn zegekar, slaat links en rechts dat het een aard heeft, opdat zij bij het aantrekken van de teugels om draaien. Rechtsomkeert gaat het nu, de koppen der paarden gaan heen en weer, krachtig trekken zij den thans gevulden bak, die achter de kar is aangebracht, vooruit en brengen zoo door dik en dun trappend hun Met een zweep op en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 264