SCHEVENINGEN, GLANSPUNT VAN DEN HAAG. 254 en de om mij heen met groote plassen mij tegen den luchten, de hooge krakende golven, die moeten spatten en rug slaan Nu heb ik iederen morgen een lieflijk blauw gewemel van golfjes en het komt mij voor alsof ik bij ons aan den Blauen Donau sta. Zijne jammerklachten deden mij lachen; dat is wel de verzuchting, zei ik, van iemand die uit het Zuiden komt maar wij kinderen van het mistige en koude noorden verheugen ons buitengewoon op een zomer zooals wij er nu een gekend hebben. Gij brengt mij in herinnering de wanhoop van eenige jongelieden, die uit Indië gekomen om in Den Haag een winter doortebrengen en die zich zooveel ervan hadden voorgesteld om het in Holland te zien sneeuwen terwijl die sneeuw, die lang verwachte, maar altijd niet komen wilde. Maar, sprak ik tot mijn vriend, als u lust hebt hier tot November overteblijven, kunt gij nog heel wat naar uw zin beleven. Ziet gij die pink, die daar nu zoo lekkertjes in de zon ligt te blakeren? Als gij het tegen dien tijd eens goed treft, dan is de romp van zulk een vaartuig de eenige houvast, waar gij tegenaan kunt staan blijven om van daaruit den geheelen horizon te overzien en de kracht van wind en regen te trotseeren, mits gij uw muts stevig over de ooren hebt getrokken en uw pijjekker van boven tot onder hebt vastgeknoopt; alles woelt en bruist om u heen, uwe voeten staan in het steeds aan- stroomende water, terwijl losse regenbuien den huilenden wind vergezellen. Tehuis gekomen hangt gij dan uwe druipende kleêren bij het vuur, trekt uwe warme pantoffels en huisjas aan met voldoening kijkt gij nog eens naar buiten, waar vijand nog steeds bezig is tegen uw ramen en deuren

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 266