2j8 DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK. nu in 1807 overgebracht naar het Mauritshuis, tot dat doel voor 4000 ’sjaars gehuurd. Koning Lodewijk droeg haar een warm hart toe en toonde dit door voor de inmiddels Koninklijk gedoopte boekerij kostbare ver zamelingen te doen aankoopen. Zoo werd zij achter eenvolgens verrijkt met de handschriften en voornaamste boeken, nagelaten door den Utrechtschen hoogleeraar Saxe, met de belangrijke bibliotheek van Mr. J. Roms- winckel te Leiden (voor 50.000), met de verzameling handschriften en incunabelen van Mr. J. Visser (voor 12.000) enz. enz. Maar weer scheen het of verhuizing voor de deur stond, daar bij Koninklijk besluit van 15 Januari 1808 werd bepaald, dat de bibliotheek naar Amsterdam zou worden overgebracht, zoodra de omstandigheden dit veroorloofden. Daartoe is het echter niet gekomen. Toch was voor de jonge stichting het onweer niet van de lucht. Toen Nederland bij het Fransche keizerrijk was ingelijfd, werd de Koninklijke Bibliotheek bij Keizerlijk besluit van 27 Juni 1811 aan de stad 's-Gravenhage in eigendom afgestaan, onder beding evenwel dat de commis sarissen van de Keizerlijke bibliotheek de boeken en platen, welke aan de Parijsche verzamelingen ontbraken er uit zouden lichten. Tal van platen en boeken werden nu naar Parijs gevoerd; wat de laatste betreft, zijn zij allen later weer uitgeleverd. Gedurende de weinige jaren dat onze bibliotheek een stedelijke was, leidde zij een kwijnend bestaande stad had geen middelen om haar boekenschat te vermeerderen en voelde zich reeds be zwaard door de f 4000 welke jaarlijks aan huur moesten worden betaald. Nauwelijks was Willem I dan ook in de residentie aangekomen of het gemeentebestuur bood hem de boekerij aan. Gelukkig voor deze werd dit aanbod aanvaard als rijkseigendom en voortaan kwam op het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 270