DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK. 259 budget van den Staat een post voor, uit welke de onkosten voor de thans weder Koninklijke Bibliotheek werden bestreden. De regeeringsjaren van koning Willem I zijn voor de Bibliotheek zeer voordeelig geweest; uit eigen middelen deed de koning herhaaldelijk belangrijke aankoopen ter plaatsing in de boekerij. Achtereenvolgens werd zij verrijkt met de boeken van ’s konings kabinet-secretarie, van die van de Duitsche Kanselarij van Zijne Majesteit, met de omvangrijke, den koning toebehoorende Dillen- burgsche bibliotheek. Daarbij werden weldra gevoegd de uit ’skonings bijzondere fondsen aangekochte handschriften en boeken, hoofdzakelijk op de Nederlandsche geschiedenis betrekking hebbende, van G. Gérard en de rijke boekerij van de abtdij Tongerloo, bij welker opheffing de hand schriften naar Brussel en de boekerij naar den Haag werden gebracht. In die abtdij hadden de Bollandisten gewerkt, van daar dat hare boekerij zeer rijk was aan Katholieke theologische werken, waaronder tal van officieele exemplaren van canonisatie-processen. Inmiddels was het Mauritshuis gebleken op den duur den steeds toenemenden boekenschat niet te kunnen huisvesten en was het overbrengen der bibliotheek naar het ruime gebouw in het Lange Voorhout een verbetering van beteekenis. Door het bijeenvoegen van de genoemde verzamelingen tot één geheel, was de Koninklijke Bibliotheek langzamerhand in het bezit gekomen van heel wat dubbelen, welke in het jaar 1838 in het gebouw publiek werden verkocht. En steeds ging de verzameling voort in omvang toe te nemen niet het minst door schenkingen en legaten. Zoo werd zij in 1839 verrijkt met een verzameling hand schriften en oude drukwerken uit Maastricht afkomstig, terwijl in 1847 door bemiddeling van Ds. F. H. G. van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 271